Bornschebeek en Deurningerbeek
De beekdalen van beide beken waren eeuwenlang zeer moerassig. Op de eerste kadasterkaart van Borne uit 1830 staan brede stroken aangegeven als gemeenschappelijke markegrond, moeras, bosjes, soms graslanden. Grote delen van het jaar was dit onbegaanbaar gebied en het ligt voor de hand dat de Bornschebeek en zijn aftakking, de Oude Bornschebeek, de grens vormden tussen de marken Zenderen en Hertme.
In de dertiger jaren van de vorige eeuw is de beek vergraven en gekanaliseerd voor een betere waterafvoer. Daarbij werd de Oude Bornschebeek afgekoppeld en deze verzandde tot een slootje.
Vijftig jaar later was een ingreep weer dringend nodig omdat de bebouwde oppervlakten in Borne en Hengelo zo gegroeid waren dat na een forse bui veel weilanden onderliepen en bijvoorbeeld de Oude Bieffel deels onder water verdween. Toen de plannen tot uitvoering kwamen in 1993 was het inzicht geheel veranderd Het ging niet meer om zo snel mogelijk water afvoeren, maar om water vast houden en om beken met landelijk water zoals de Deurningerbeek natuurlijk aan te leggen met bochten en passende begroeiing.
De Bornschebeek met inmiddels gezuiverd stedelijk afvoerwater bleef kanaalachtig breed. Wel werd hier de bodem geheel gesaneerd. De Deurningerbeek kreeg aansluiting op de restanten van de Oude Bornschebeek, die weer in ere werd hersteld. Eén oever kreeg boom- en struikbegroeiing met inheemse soorten zoals sleedoorn, meidoorn, gelderse roos, kardinaalshoed, lijsterbes, zoete kers, els, es en eik. Langs de andere kant werd waar mogelijk een overstromingsstrook aangelegd.
Vele planten vestigden zich in het vruchtbare beekdal, niet alleen bramen en brandnetels maar ook hop, moerasspirea en valeriaan. Daarnaast broeden er eend, meerkoet en waterhoen en vissen er reigers en aalscholvers, de ijsvogel wordt er regelmatig gesignaleerd.